De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit de onderdelen 'Kengetallen' en 'Weerstandsvermogen en risicobeheersing'. Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Kengetallen
Sinds de wijziging van 15 mei 2015 schrijft het BBV voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen. De kengetallen moeten worden beoordeeld in samenhang met elkaar en met de financiële positie. De beoordeling geschiedt door het College van B&W (zie: de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit). Het Rijk en de provincie (de financiële toezichthouder van de gemeente) beoordelen de kengetallen van de gemeente niet en stellen er daarom ook geen normen voor op. De VNG heeft wel normen gesteld.
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | Beoordeling | |||
---|---|---|---|---|---|---|
JS2016 | B2017 | JS2017 | B2018 | |||
1 | netto schuldquote | 70% | 84% | 78% | 74% | goed |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 70% | 83% | 78% | 74% | goed |
3 | solvabiliteitsratio | 30% | 28% | 29% | 26% | matig |
4 | grondexploitatie | 6% | 6% | 5% | -1% | n.v.t. |
5 | structurele exploitatieruimte | 2,2% | 0,9% | 0,3% | 1,7% | goed |
6 | belastingcapaciteit | 101% | 99% | 101% | 101% | goed |
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten worden getoond, zijn voorgeschreven in ministeriële besluiten (van 9 juli 2015 en 5 maart 2016). In het geval van de jaarstukken moeten de kengetallen worden vermeld van jaar t – 2 (nu 2016 op realisatiebasis) en van het jaar t – 1 (nu 2017 op begrotingsbasis en op realisatiebasis).Aanvullend zijn de kengetallen uit de programmabegroting 2018 ook opgenomen.
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote vergelijkt de netto schuld met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De netto schuld is de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de begroting.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een score lager dan 100% beoordeelt de VNG als een normale schuld. In overeenstemming met deze kwalificatie beoordelen wij de uitkomst van Hilversum als goed. Ten opzichte van de jaarstukken 2016 is dit kengetal licht verslechterd, maar nog steeds als goed te kwalificeren. Belangrijkste (tijdelijke) oorzaak van de hogere schuldquote is de aankoop van de grond Crailo.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Hilversum heeft een bedrag van € 1,1 miljoen aan leningen, waarvan de lening aan de Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Gemeenten (SVN) met € 0,9 miljoen de grootste is.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is gelijk aan die van het eerste kengetal. Onze beoordeling is daarom ook hetzelfde, namelijk goed.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen.
Beoordeling. De VNG hanteerde een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een solvabiliteitsratio hoger dan 30% is volgens de VNG normaal, een ratio tussen de 20% en 30% geeft aan dat de schuld hoog is, en een ratio lager dan 20% betekent dat de schuld zeer hoog is. Afgezet tegen de VNG-norm kwalificeren wij de uitkomst als matig. Ten opzichte van de jaarstukken 2016 is dit kengetal licht verslechterd. Ook hier is de belangrijkste (tijdelijke) oorzaak de aankoop van de grond Crailo.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van ons grondbezit met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het moet inzicht geven in hoeverre de gemeente, wanneer zij schulden is aangegaan om grond aan te schaffen voor grondexploitaties, in staat is deze schulden af te lossen.
Beoordeling. Hilversum sluit geen aparte leningen af voor de aanschaf van gronden. Omdat we niet kunnen bepalen welk aandeel van onze leningen betrekking heeft op grondexploitaties en we om die reden geen relatie kunnen leggen met potentiële verkoopopbrengsten, vinden wij dat dit kengetal niet van toepassing is op de Hilversumse situatie. Omdat de kengetallen 1 en 2 wel bruikbaar zijn en qua opzet vergelijkbaar zijn, brengt dit de algehele beoordeling (zie verderop) niet in gevaar.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting ontstaat. Omdat het Hilversumse kengetal positief is, kwalificeren we de uitkomst als goed.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2017 ligt de uitkomst op 101 %. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum marginaal boven het landelijk gemiddelde liggen. Wij kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het vernieuwde BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Er zijn geen voorgeschreven normen voor deze beoordeling. Ons College beoordeelt de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed, omdat vier van de vijf voor Hilversum relevante kengetallen die kwalificatie verdienen en daarnaast het weerstandsvermogen laten zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum beoordelen wij als uitstekend. In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit. Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel. Dan berekenen we de weerstandscapaciteit en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen.
Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde nota’s Reserves & Voorzieningen en Risicomanagement & Weerstandsvermogen. Zoals vermeld in de nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen is het beleidsdoel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s erop gericht te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve, bestaand uit de ‘algemene reserve ongebonden’ en de ‘algemene reserve gebonden’ (voor uitleg van deze termen, zie onder Weerstandscapaciteit). Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij (1) beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote uitgave, (b) een hoger-dan-begrote uitgave, of (c) een lager-dan-begrote inkomst. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze jaarstukken bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
Ref. | Risico | Progr. | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
incid | struct | incid | struct | ||||
1 | Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw | 1 W&L | 1% | 3.300 | 33 | ||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 W&L | 5% | 2.500 | 125 | ||
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 W&L | 1% | 1.700 | 17 | ||
4 | Onderwijshuisvesting | 2 Zorg | 50% | 12 | 6 | ||
5 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand (BUIG) | 3 Werk | 50% | 3.000 | 1.500 | ||
6 | Herkeuringen WIA | 5 Fin&Gr | 5% | 1.500 | 75 | ||
7 | Grondexploitaties | 5 Fin&Gr | 50% | 951 | 476 | ||
8 | Algemene uitkering Gemeentefonds | 5 Fin&Gr | 25% | 900 | 225 | ||
9 | WMO en Jeugd | 2 Zorg | 50% | P.M. | P.M. | ||
10 | Asbest sanering begraafplaatsen | 5 Fin&Gr | 60% | 200 | 120 | ||
11 | Sloop van het voormalig UWV pand | 5 Fin&Gr | 10% | 762 | 76 | ||
12 | Crailo | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
13 | Gemeentelijke herindeling | 4 Bestuur | P.M. | P.M. | P.M. | ||
14 | Juridisch geschil parkeertarieven parkeergarages | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
15 | Beëindiging erfpacht MOB-terrein | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
Totaal | 6.413 | 8.412 | 2.247 | 406 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 3.300.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt voor rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor de leningen.
Per ultimo 2017 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 402 miljoen (op een totaal voor Nederland van 81,4 miljard. (cijfers 2016)
De achtervang werkt als volgt; Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het waarborgfonds aangesproken. Als het waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het waarborgfonds, die worden terugbetaald zodra het vermogen van het waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers /gemeenten.
De kans dat aanspraak wordt gemaakt op de gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal moeten financieren met een langlopende lening waar rente over moet worden betaald.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 3,3 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: diverse
Bedrag: € 2.500.000 structureel
Kans: 5%
Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2017 afgerond € 2,5 miljoen. Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 1,4 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, een kinderdagverblijf en de zweefvliegclub. Het risicobedrag is daarmee tevens € 2,5 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.
Bedrag 5% maal € 2,5 miljoen is € 125.000.
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 1.700.000 structureel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2017 uit op € 1,7 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt schatten we daarom in op 1%.
4. Onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 12.000 structureel
Kans: 50%
In het Onderwijshuisvestingsbeleid en Meerjarenprogramma 2017-2024 (OHVB) zijn de ontwikkelingen in kaart gebracht op het gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met het jaar 2024, en de financiële consequenties daarvan. Dit gaat uit van een meerjarenraming op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3.350.000 per jaar in de periode 2016 tot en met 2020. En vanaf 2021 is het plafond teruggebracht tot € 2.680.000.
In het IHP zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen dit jaarlijkse investeringsplafond blijven. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de nieuwe verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierdoor zijn de grenzen voor medegebruik verruimd en de kans op uitbreiding verkleind. Toch blijft er een risico bestaan dat extra, niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (vanwege wijzigingen in de instroom van statushouders en de groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, gevolgen voor schoolgebouwen van de invoering van passend onderwijs, onvoorziene kosten van asbestsanering, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het Rijk.
Daarnaast zijn een aantal ambities (zie het in 2016 vastgestelde onderwijshuisvesting beleidsplan) nog niet financieel vertaald (OHVB). Dit betreft o.a.
- Duurzaamheid en frisse scholen
- Onderhoud gymzalen die in eigendom zijn bij het Primair Onderwijs
- Renovatie en levensduur verlengende maatregelen schoolgebouwen
- Hoe om te gaan met extra onderhoud aan scholen gehuisvest in monumentale schoolgebouwen
De VNG adviseert gemeenten om de normbedragen voor de nieuwbouw van scholen eenmalig te verhogen met 40%. De reden hiervoor is dat de jaarlijkse indexering van de normbedragen over de afgelopen jaren de werkelijke prijsontwikkelingen in de markt niet goed blijkt te hebben gevolgd.
Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 12.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van een investeringsrisico van € 1.000.000. Vanwege het bijna gehalveerde investeringsplafond ten opzichte van de budgetten voor 2016, de groei in het leerlingenaantal in Hilversum, de verscherpte eisen in het Bouwbesluit en de recent aangetrokken bouwkosten, waardoor de VNG de normbedragen heeft verhoogd, schatten we de kans in op 50%.
5. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 3.000.000 incidenteel
Kans: 50%
Afgelopen drie jaar was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het eigen risico beperkt. Het maximale eigen risico betreft jaarlijks ongeveer € 2,5 miljoen. Een hoger tekort op het BUIG-budget wordt vooralsnog gecompenseerd door de Vangnetregeling Participatiewet.
Voor de komende periode is het doel bepaald om het tekort op de BUIG, en daarmee de aanspraak op de vangnetregeling, terug te dringen naar nul in 2020. Het aanwezige risico voor de komende jaren is hiermee tweeledig:
- Het tekort (zonder vangnet) op de BUIG dient in 3 jaar teruggedrongen te worden van € 3,9 miljoen in 2017 naar nul in 2020. Om dit te bewerkstelligen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het uitvoeringsplan Werk. Het risico is aanwezig dat het tekort minder snel afneemt. Het maximale risico is hierbij in 2018 € 1,3 miljoen, in 2019 € 3 miljoen en in 2020 € 3,9 miljoen. Hierbij zal jaarlijks een deel gecompenseerd worden door de vangnetregeling, waardoor het maximale eigenrisico jaarlijks ongeveer € 2,5 miljoen betreft. Wij schatten de kans van dit risico op 50%.
- Over 2017 is de aangevraagde vangnet € 1,5 miljoen. Voor de Vangnetregeling geldt een aantal voorwaarden waar gemeenten aan moeten voldoen. Een commissie beoordeelt alle aanvragen. Het risico bestaat dat de aanvraag vangnetregeling wordt geweigerd als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Als een gemeente niet voldoet aan de voorwaarden, is het volledige tekort op de BUIG voor eigen rekening. Afgelopen jaren heeft de commissie de aanvragen van de gemeente Hilversum steeds toegekend. Wij schatten de kans van dit risico derhalve op 50%.
Het risico op het eigen risico en de vangnet zijn met elkaar verweven. Dit is vertaald naar een risicobedrag van ter grootte van € 3.000.000 en we schatten de kans in op 50%.
6. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 5 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.500.000. We schatten de kans op 5%.
7. Grondexploitaties
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 951.000 incidenteel
Kans: 50%
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitatie aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Er zijn geen verlieslatende grondexploitaties binnen de gemeente Hilversum zodat een voorziening voor nadelige saldi achterwege kan blijven. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risico-analyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2018 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de baten en lasten met 2,0 % te laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 2,0% voor de lasten en 2,0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 40.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 240.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 280.000 (€ 40.000 + € 240.000).
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2017) en de nieuwste actualisatie (maart 2018).
Vergelijking risico's in jaren | actualisatie | actualisatie | verschil | opmerking |
---|---|---|---|---|
Negatieve risico's (kans x gevolg) | 705 | 671 | -34 | vermindering negatieve risico's |
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 671.000 heeft betrekking op de exploitatie Anna’s Hoeve.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 951.000 (€ 280.000 + € 671.000). We schatten de kans op 50%.
8. Algemene Uitkering gemeentefonds
Programma: 5 (Financiën )
Bedrag: € 900.000 structureel
Kans: 25%
De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen trap op en af”. Meer rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.
Als de Rijksuitgaven achterblijven bij de ramingen bestaat de kans bestaat dat het accres over uitkeringsjaar 2017 in de meicirculaire 2018 van het gemeentefonds naar beneden wordt bijgesteld. De algemene uitkering exclusief het sociale domein bedroeg over 2017 een bedrag van € 89 miljoen.
Een afwijking van 1% leidt op deze manier tot een risico van € 0,9 miljoen.
Het Rijk heeft een maartcirculaire uitgebracht. Deze circulaire geeft een geactualiseerd meerjarig financieel beeld m.b.t. de gemeenteraadsverkiezingen.
Uit deze maartcirculaire blijkt dat er de komende jaren extra middelen richting de gemeenten gaan.
Het accres is, in de maartcirculaire, als gevolg van de in het regeerakkoord vastgelegde keuzes naar boven bijgesteld.
9. Zorg
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 50%
Binnen het sociaal domein heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diverse regelingen met een open-einde-karakter. Hierbinnen wordt gesproken over Nieuwe Zorgtaken refererend naar de decentralisaties WMO begeleiding en Jeugd die sinds 2015 tot de taken van de gemeente behoren. Rekeningcijfers kunnen in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen. Op basis van de jaren sinds 2015 krijgen we steeds meer inzicht, maar blijven diverse onzekerheden bestaan. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Wel verwachten we op termijn, een groeiend beroep op de individuele voorzieningen, omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. In hoeverre gemeenten hiervoor gecompenseerd zullen worden door het Rijk, is nog niet bekend. In het algemeen hanteert het rijk bij de decentralisaties een zogeheten ‘objectief’ verdeelmodel waarbij het Rijk het macrobudget verdeelt aan de hand van objectieve criteria. De rijksbijdragen kunnen dus fluctueren.
Voor de nieuwe zorgtaken constateren wij dat wij deze taken in 2017, in tegenstelling tot 2015 en 2016, niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren. Ook voor 2018 bestaat het risico dat het budget ontoereikend is.
Ten aanzien van de uitvoering van de jeugdwet bestaan er naast de bovenstaande algemene risico’s een aantal specifieke risico’s:
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- Afgelopen jaar zijn de kosten binnen de jeugdwet jaarlijks gestegen. Het is onduidelijk of deze stijging zich door zal zetten.
- Het college heeft in januari 2018 het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ vastgesteld. Veronderstelt wordt dat het plan de vraag naar zwaardere zorg zal doen laten dalen en zichzelf daarmee bekostigd (substitutie). Het risico bestaat dat deze substitutie niet of pas later plaats zal vinden.
- In de per 1 januari 2018 vernieuwde verordening WMO zijn de eigen bijdrages voor begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf verlaagd naar de kostprijs van huishoudelijke hulp. Omdat de berekening van de eigen bijdrages is gebaseerd op de inkomens van cliënten is het onzeker wat het precieze financiële effect is van deze wijziging en het risico bestaat dat het effect groter is dan voorzien.
Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag van ter grootte van € 1.500.000 en we schatten de kans in op 50%.
10. Asbest sanering begraafplaatsen Noorder- en Zuiderhof en Bosdrift
Programma 1: Wonen en Leven
Bedrag: € 200.000 incidenteel
Kans: 60%
Op de begraafplaatsen Noorderbegraafplaats, Zuiderhof en Bosdrift is mogelijk asbest aanwezig in de afdekplaten van de graven, op het maaiveld en in de bodem. Hiertoe wordt onderzoek uitgevoerd om vast te stellen of en in welke mate asbest aanwezig is en of sanering noodzakelijk is. De kans dat er asbest aanwezig is en dat er gesaneerd moet worden wordt geschat op 60% waarbij de kosten zijn ingeschat op €200.000.
11. Sloop van het voormalig UWV pand
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 762.000 incidenteel
Kans: 10%
De vernieuwing van het stationsplein wordt in gang gezet met de sloop van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten worden geraamd op € 762.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kunnen we, als we te zijner tijd een grex openen voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de grex betrekken. Hiervoor geldt dat er binnen 5 jaar nadat het krediet geactiveerd is, er een grex geopend moet zijn. Komt het niet binnen 5 jaar tot een grex, dan dient het krediet in één keer afgeschreven te worden. We achtte deze kans klein (10%) omdat de raad een visie op het stationsplein heeft vastgesteld waarin geen plaats is voor het bestaande gebouw. De tijdslimiet waarbinnen er een grex geopend moet worden, zorgt voor vermelding in deze risicoparagraaf.
12. Crailo
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
In het raadsvoorstel Aankoop grond Crailo Noord en Zuid, zoals dat op 18 december 2017 aan de gemeenteraden van Gooise Meren, Laren en Hilversum is voorgelegd en op grond waarvan de drie gemeenteraden deze grondexploitatie inclusief toelichtingsdocument hebben vastgesteld (en daarmee het financieel kader voor de ontwikkeling en realisatie van Crailo) is de volgende tekst met betrekking tot de intergemeentelijk grondexploitatie opgenomen:
In de Intergemeentelijke grondexploitatie Crailo d.d. 27 oktober 2017 is een raming weergegeven van de te verwachten kosten en opbrengsten, die in de komende jaren zullen ontstaan en wordt een financiële onderbouwing gegeven voor een financieel haalbare gebiedsontwikkeling. Hierbij zij opgemerkt dat de in de grondexploitatie opgenomen kosten en opbrengsten exclusief omzetbelasting zijn. Dit betekent dat in de uit de grondexploitatie voortvloeiende kasstroom geen rekening is gehouden met betaling versus terugvordering en/of compensatie van omzetbelasting.
Het project bevindt zich in de haalbaarheidsfase. De intergemeentelijke grondexploitatie is daarom globaal van aard en grotendeels gebaseerd op kengetallen. Het bijbehorende toelichtingsdocument geeft de uitgangspunten van de berekeningen weer en waar mogelijk per (hoofd-)post van de grondexploitatie een onderbouwing. Tevens is in het toelichtingsdocument een gevoeligheidsanalyse opgenomen op basis van de informatie die in dit stadium beschikbaar is. Voor een uitgebreide risicoanalyse is nader onderzoek nodig. Met de vaststelling van de intergemeentelijke grondexploitatie kunnen uitgaven gedaan worden, voor bijvoorbeeld de aankoop van de grond (betaling eind 2029), sloop van de aanwezigen opstallen, sanering van het terrein en het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. een intergemeentelijk bestemmingsplan Crailo).
De intergemeentelijke grondexploitatie wordt gevoerd door de GEM Crailo B.V. De gemeenten gaan er vanuit dat kan worden volstaan met een intergemeentelijke grondexploitatie, zodat er geen eigen grondexploitaties hoeven te worden opgesteld en geopend. Mocht om fiscale redenen en/of regelgeving vanuit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) toch een gemeentelijke grondexploitatie moeten worden geopend, wordt deze nog afzonderlijk aan u ter vaststelling voorgelegd.
De gemeenten Hilversum, Gooise Meren en Laren nemen het voormalige defensieterrein Crailo over van de provincie Noord-Holland voor een bedrag van € 33,2 miljoen. De overdracht van de gronden zal uiterlijk plaatsvinden op 31-12-2017. De volledige koopprijs wordt voldaan op 31-12-2029, waarbij de gemeenten vrij zijn om (delen) eerder te betalen. De gemeenten zijn aan de provincie de eerste 6 jaar (2018-2023) een rente van 0% per jaar verschuldigd over het openstaande bedrag van de koopsom. De gemeenten zijn aan de provincie over de tweede 6 jaar (2024-2029) een rente van 0,4% per jaar verschuldigd over het openstaande bedrag van de koopsom.
De intergemeentelijke grondexploitatie kent – uitgaande van een rentepercentage en discontovoet van 2% – een beperkt positief saldo van € 1,2 mln. netto contant per 1-1-2018. Daarmee voldoet de intergemeentelijke grondexploitatie aan het vooraf gestelde uitgangspunt van een ten minste budgettair neutrale ontwikkeling. Afhankelijk van het uiteindelijke rentetarief waartegen GEM Crailo BV de benodigde financieringsmiddelen kan verkrijgen en het verloop van het project kan de intergemeentelijke grondexploitatie Crailo (verder) verbeteren of verslechteren. Partijen streven evenwel gedurende de gehele looptijd naar een ten minste sluitende grondexploitatie. Dit is ook de reden dat de grondexploitatie jaarlijks wordt geactualiseerd door GEM Crailo BV en door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van GEM Crailo BV wordt goedgekeurd.
Risico-technisch is er een gevoeligheidsanalyse (conjuncturele risico’s) opgesteld en een risico-analyse op hoofdlijnen. Wij wijzen erop dat in bovenstaande cursieve tekst is opgenomen, dat de intergemeentelijke grondexploitatie en daarmee de gevoeligheids- en risico-analyse op hooflijnen vooralsnog globaal van aard is en is opgesteld op basis van kengetallen. In dit licht achten wij het verstandig de uitkomsten van de gevoeligheids- en risico-analyse op hoofdlijnen vooralsnog als PM op te nemen in deze paragraaf Weerstandsvermogen. GEM Crailo BV is op 1 mei 2018 opgericht.
13. Gemeentelijke herindeling
Programma: 4 (Bestuur)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
In opdracht van de provincie en de gemeenten is er een bestuurskrachtonderzoek uitgevoerd. Op het rapport (d.d. november 2016) is een groot aantal reacties gekomen dat geen eenduidig beeld gaf over de te volgen koers ter versterking van de bestuurskracht. De provincie is daarom een arhi-procedure gestart. De provincie koerst op maximaal 3 gemeenten in de regio, waarbij de samenstelling van de nieuwe gemeenten niet vooraf vast ligt. Duidelijk is wel dat de gemeenten Wijdemeren en Weesp onvoldoende scoren op hun bestuurskracht en niet alleen verder kunnen. Hilversum ondersteunt de noodzaak van versterking van de (regionale) bestuurskracht en stelt als stip op de horizon één gemeente. GS heeft een voorlopige conclusie getrokken waarin Wijdemeren zou moeten gaan fuseren met Hilversum. Invoeringstermijn is in de ogen van de provincie uiterlijk 2021.
Elk herindelingsontwerp wordt getoetst door de minister van BZK op draagvlak, interne samenhang, bestuurskracht, evenwichtige regionale verhoudingen en duurzaamheid (toekomstbestendig en krachtig autonoom). De risico’s voor de gemeente Hilversum zijn gezien de lopende besluitvorming bij GS, vooralsnog niet te kwantificeren, zowel positieve financiële effecten (financiële prikkels door het Rijk, meer doelmatige uitvoering en betere voorzieningen) als negatieve financiële effecten (inefficiënties en daarmee ondoelmatige uitvoering en verslechtering huidige financiële positie). Daarom schatten we dit risico vooralsnog in als een PM.
14. Juridisch geschil parkeertarieven gemeentelijke parkeergarages
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
In het kader van de Wet Markt en Overheid (inwerkingtreding 2014) dient de gemeente de integrale kosten van haar economische activiteiten door te berekenen in de tarieven van de gemeentelijke parkeergarages. Dit geldt niet als de gemeenteraad vaststelt dat de economische activiteit plaatsvindt in het algemeen belang. Op 16 september 2015 heeft de raad van de gemeente Hilversum de exploitatie van de gemeentelijke parkeergarages Gooiland, Gooische Brink en Leeuwenhoekgarage aangewezen als economische activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang volgens artikel 25h, vijfde en zesde lid van de mededingingswet.
Q-park exploiteert de commerciële parkeergarages Markt en Hilvertshof. Q-park is het niet eens met algemeen belang besluit van de gemeenteraad en vindt dat zij daardoor word geschaad in haar belangen. Q-park heeft daarom bezwaar aangetekend tegen het algemeen besluit van de gemeenteraad. Op 26 maart is het bezwaar van Q-park behandeld bij de rechtbank van Rotterdam.
De uitspraak van de rechtbank wordt op het moment van schrijven nog verwacht en kan financiële gevolgen hebben.
15. Beëindiging erfpacht Rading 113-115 (MOB terrein) door Staat der Nederlanden
Programma: 5 (financiën en grondexploitatie)
Bedrag: pm
Kans: pm
Op 15 december 2017 is de raad geïnformeerd over de stand van zaken rond de beëindiging van de erfpachtovereenkomst door de Staat der Nederlanden. Over de voorwaarden waaronder de Staat de erfpachtovereenkomst kan opzeggen wordt nog onderhandeld. In het kader van deze onderhandelingen zijn rapporten opgevraagd over de technische staat van de aanwezige opstallen, mogelijk asbest in de gebouwen en grondverontreiniging. De Staat biedt op dit moment aan (een deel van) de saneringskosten (verwijderen asbest en grondverontreiniging) te vergoeden maar de gemeente stelt zich op het standpunt dat alle saneringskosten vergoed moeten worden. We vermelden deze onderhandelingen bij de risico’s omdat de uitkomst nog niet vaststaat, om het risico te beperken wordt juridische expertise ingehuurd.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit. Van de vermelde reserves (nummers 1 en 2) heeft alleen de ‘algemene reserve’ de functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken. De onderdelen met nummers 3 t/m 6 ‘kijken vooruit’. De belastingcapaciteit (nummer 7) is weer gebaseerd op de werkelijke cijfers 2017.
Tabel: weerstandscapaciteit | bedragen x 1.000 | |||
Incidenteel | Structureel | |||
Actueel | 1. Algemene reserves | 73.963 | 4. Onvoorzien | 150 |
2. Vrije bestemmingsreserves | 4.327 | 5. Stelpost autonome ontwikkelingen | 1.700 | |
6. Budget nieuwe kansen | 600 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel | 78.290 | subtotaal Actueel Structureel | 2.450 | |
Potentieel | 3. Verwachte winst uit grondexploitaties | 6.819 | 7. Onbenutte belastingcapaciteit | 10.136 |
subtotaal Potentieel incidenteel | 6.819 | subtotaal Potentieel structureel | 10.136 | |
Totaal | Totaal incidenteel | 85.109 | Totaal structureel | 12.586 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve
De zogenoemde algemene reserve heeft de functie van buffer voor het opvangen van
risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De geraamde stand van deze reserve per 31 december 2017 is € 74,0 miljoen, inclusief de voormalige Algemene reserve ‘gebonden’.
2. Vrije bestemmingsreserves
De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen
waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een
weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Twee categorieën bestemmingsreserves vormen hierop een uitzondering:
(1) beklemde reserves (saldo per 31 december 2017: € 6,5 miljoen). Dit zijn reserves die zijn bestemd voor de dekking van kapitaallasten. In deze categorie vallen reserves als ‘Huisvesting/DHI’, ‘Project Larenseweg’, ‘Herinrichting Marktplein’ en ‘De Vorstin’ (zie staat van reserves).
(2) andere reserves waarvan de bestemming moeilijk te wijzigen is (saldo per 31 december 2017: € 5,5 miljoen). Dit zijn bijvoorbeeld de reserves ‘Decentralisaties Sociaal Domein’, ‘Maatschappelijke opvang en verslavingszorg’ en ‘Vrouwenopvang’ (zie staat van reserves).
Het geraamde totaal aan bestemmingsreserves bedraagt per 31 december 2017 € 16,3 miljoen
Wanneer we de stand van de bestemmingsreserves per 31 december 2017 corrigeren voor de twee uitzonderingscategorieën (totaal € 12,0 miljoen) resteert een bedrag aan ‘vrije bestemmingsreserves’ van € 4,3 miljoen.
3. Verwachte winst uit grondexploitaties
Op grond van de geldende verslaggevingsvoorschriften moeten verliezen op grondexploitaties worden afgedekt door een voorziening op het moment dat deze verliezen verwacht worden. Winsten mogen evenwel pas genomen worden als ze daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Op grond van de actualisatie 2018 wordt een winst verwacht van circa € 6,8 miljoen op de exploitatie Anna´s Hoeve.
4. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2018 en volgende jaren bedraagt structureel € 150.000.
5. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 850.000 hoger wordt. Binnen de horizon van deze programmabegroting – van 2018 tot en met 2021 – loopt de post op van € 0 (2018 is al benut) tot € 3,4 miljoen (2021). Dat is bij elkaar opgeteld € 8,5 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2018-2022 gemiddeld een bedrag van € 1,7 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
6. Budget nieuwe kansen
In de nieuwe financiële verordening is de post ‘Nieuwe kansen’ opgenomen. De post ‘Nieuwe kansen’ mag alleen worden aangesproken voor incidentele uitgaven die het mogelijk maken om in te spelen op kansen die zich gedurende het jaar voordoen. Het college stelt hiervoor in de uitvoeringsafspraken stringente voorwaarden op.
7. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2017 (meicirculaire 2016): 0,1927%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2017 vastgestelde tarieven, is 0,1275. Hilversum zit daarmee 0,0652% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 15,5 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 10,1 miljoen op.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 2,2 miljoen incidenteel en € 406.000 structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 85,1 miljoen incidenteel en € 12,6 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 37,9 en een structureel weerstandsvermogen van 31,0. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd. Tegelijkertijd is het verschil in benodigde en aanwezige weerstandscapaciteit zo enorm groot dat deze flattering geen invloed heeft op het algemene beeld dat de gemeente Hilversum een buitengewoon goed weerstandsvermogen heeft.
Tabel: weerstandsvermogen | bedragen x 1.000 | |||
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstands- | beoordeling | |
incidenteel | 85.109 | 2.247 | 37,9 | uitstekend |
structureel | 12.586 | 406 | 31,0 | uitstekend |
totaal | 97.695 | 2.653 | 36,8 | uitstekend |
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 36,8.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G, oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel: beoordeling van het weerstandsvermogen | ||
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling |
A | gt2 | Uitstekend |
B | 1,4ltxlt2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0ltxlt1,4 | Voldoende |
D | 0,8ltxlt1,0 | Matig |
E | 0,6ltxlt0,8 | Onvoldoende |
F | lt0,6 | Ruim onvoldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.